16 research outputs found

    Sowing the seed ? : human impact and plant subsistence in Dutch wetlands during the Late Mesolithic and Early and Middle Neolithic (5500-3400 cal BC)

    Get PDF
    Sowing the seed? Human impact and plant subsistence in Dutch wetlands during the Late Mesolithic and Early and Middle Neolithic (5500-3400 cal BC). The understanding of the neolithisation process in the Netherlands has increased considerably during the last decades. A coherent overview of the archaeobotanical research on the transition from hunting and gathering to agriculture was, however, lacking until now. This thesis aims to provide a better understanding of the neolithisation process in the Dutch wetlands by means of the reconstruction of the natural vegetation, human impact, plant use and cultivation practises at the time of the Late Mesolithic, the Swifterbant culture and the Hazendonk group. The study is a literature study based on the analysis of published and unpublished data on pollen, seeds and fruits, wood, charcoal and tubers from four wetland regions. The extensive botanical data sets of recently excavated sites have been combined and compared with evidence of earlier investigations, resulting in a coherent overview and new interpretations. The evidence from the Dutch wetlands has furthermore been compared with that of comparable cultural groups in Northwestern Europe.LEI Universiteit LeidenArcheobotan

    Neolithic land-use in the Dutch wetlands: estimating the land-use implications of resource exploitation strategies in the Middle Swifterbant Culture (4600-3900 BCE)

    Get PDF
    The Dutch wetlands witness the gradual adoption of Neolithic novelties by foraging societies during the Swifterbant period. Recent analyses provide new insights into the subsistence palette of Middle Swifterbant societies. Small-scale livestock herding and cultivation are in evidence at this time, but their importance if unclear. Within the framework of PAGES Land-use at 6000BP project, we aim to translate the information on resource exploitation into information on land-use that can be incorporated into global climate modelling efforts, with attention for the importance of agriculture. A reconstruction of patterns of resource exploitation and their land-use dimensions is complicated by methodological issues in comparing the results of varied recent investigations. Analyses of organic residues in ceramics have attested to the cooking of aquatic foods, ruminant meat, porcine meat, as well as rare cases of dairy. In terms of vegetative matter, some ceramics exclusively yielded evidence of wild plants, while others preserve cereal remains. Elevated δ15N values of human were interpreted as demonstrating an important aquatic component of the diet well into the 4th millennium BC. Yet recent assays on livestock remains suggest grazing on salt marshes partly accounts for the human values. Finally, renewed archaeozoological investigations have shown the early presence of domestic animals to be more limited than previously thought. We discuss the relative importance of exploited resources to produce a best-fit interpretation of changing patterns of land-use during the Middle Swifterbant phase. Our review combines recent archaeological data with wider data on anthropogenic influence on the landscape. Combining the results of plant macroremains, information from pollen cores about vegetation development, the structure of faunal assemblages, and finds of arable fields and dairy residue, we suggest the most parsimonious interpretation is one of a limited land-use footprint of cultivation and livestock keeping in Dutch wetlands between 4600 and 3900 BCE.NWOVidi 276-60-004Human Origin

    Sowing the seed? Human impact and plant subsistence in Dutch wetlands during the Late Mesolithic and the Early and Middle Neolithic (5500-3400 cal BC).

    No full text
    This data set concerns the data generated during a Ph.D. study in the field of Archaeobotany on the neolithisation process in the Dutch wetlands. The study is part of the research project ‘The Malta Harvest: From Hardinxveld to Noordhoorn - from forager to farmer’, described as 'A new specification of Late Mesolithic and Early Neolithic culture and society of the Lower Rhine Basin, 6000-3500 cal BC, in their North European context'. The research project has been performed at the Faculty of Archaeology, Leiden University, and was financed by the Netherlands Organisation for Scientific Research (NWO). The archaeobotanical study deposited is primarily a literature study, based on analysis of published information, databases, published and unpublished reports from a variety of institutes and companies, and unpublished data from the Faculty of Archaeology, Leiden University. The primary sources are given in the Ph.D. thesis and the included list of references. The archived data include already published data, new data and new overviews of existing data, including identifications of pollen, seeds, waterlogged wood, wood charcoal and additional sources

    The best of both worlds: Human impact and plant subsistence at the Middle and Late Neolithic semi-agricultural site of Hekelingen III (2900-2500 BC)

    No full text
    De neolithische vindplaats Hekelingen III (2900-2500 v.Chr.) is in 1980 opgegraven door het Rijksmuseum van Oudheden onder leiding van L.P. Louwe Kooijmans, P. van der Velde en L.B.M. Verhart. Bij de uitwerking in de jaren 80 waren verschillende specialisten betrokken. Het archaeobotanisch onderzoek bestond enerzijds uit de analyse van pollen en botanische macroresten, uitgevoerd door Prof. C.C. Bakels and Dr. W.J. Kuijper van de Faculteit der Archaeologie, Universiteit Leiden en in samenwerking met de toenmalige studenten C. Vermeeren, P.S.G. Asmussen, M.E.T. van Westen en M.W.G. Schuller. Anderzijds vond er hout- en houtskoolanalyse plaats, uitgevoerd door W.A. Casparie van het toenmalig Biologisch Archeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met toenmalige studente M.M. Suwijn. Een deel van de botanische data is eerder gepubliceerd (Bakels 1986, 1988; Zeiler 1997). In 2013-2016 is de gehele botanische dataset herzien en opnieuw geanalyseerd door W.A. Out in samenwerking met onder meer W. Dörfler, W.J. Kuijper, C. Vermeeren, L.P. Louwe Kooijmans, C.C. Bakels en L.W.S.W. Amkreutz. De resultaten zijn gepubliceerd in drie Engelstalige wetenschappelijke artikelen

    Een archeologische opgraving bij de Nederlands-hervormde kerk te Lienden, gemeente Buren (Gld): ARC-Publicaties 217

    No full text
    ARC bv heeft in opdracht van VW Telecom een archeologische opgraving uitgevoerd aan de westkant van de Nederlands Hervormde Kerk te Lienden. Reden voor dit onderzoek was de voorgenomen plaatsing van kabels en leidingen ter plaatse. Bij een eerdere plaatsing van kabels aan de zuidkant van de kerk werden menselijke skeletresten aangetroffen, afkomstig uit het oude kerkhof rondom de kerk. Deze resten werden ook hier, aan de westkant van de kerk, verwacht, vandaar dat een archelogisch onderzoek nodig was. In de smalle werkput die is onderzocht zijn in totaal 42 min of meer intacte begravingen aangetroffen, waarbij de skeletten vrijwel compleet waren en de skeletdelen in anatomisch correct verband lagen. Alle graven, drie lagen boven elkaar, waren ingegraven in een pakket lichtbruingrijs matig siltig zand met puinresten en aardewerk. Aan de hand van het aardewerk kan de laag worden gedateerd in de periode 1600 – 1700. De begravingen zijn derhalve te dateren vanaf ca. 1600. De graven zijn oost-west geori¨enteerd, waarbij de begravenen met het hoofd naar het westen liggen. In een aantal graven waren in de grafkuil de contouren van de doodskisten nog zichtbaar. Rond een aantal graven werden resten hout, afkomstig van de kisten, en spijkers gevonden. Naast graven zijn ook knekelkuilen of botconcentraties en losse skeletdelen zonder context aangetroffen. Deze botconcentraties kunnen ogenschijnlijk worden gezien als reeds eerder verstoorde graven die op een later tijdstip bij elkaar zijn herbegraven. De laag waarin de begravingen zijn aangetroffen gaat op ca. 1,20 m –mv over in een donkergrijze laag sterk siltig zand. Deze laag kan aan de hand van het erin aangetroffen aardewerk worden gedateerd in de Middeleeuwen B (1250 – 1400). Hieronder, op ca. 1,50 m –mv, bevindt zich de vaste grond, in dit geval het beddingzand van de Stroomgordel van Lienden. Van de 42 in situ gelegen graven met daarin menselijke skeletresten waren er dertig geschikt voor fysisch-antropologisch onderzoek. Het overgrote deel van de aangetroffen skeletresten is afkomstig van volwassen individuen, zowel mannen als vrouwen. De leeftijdvariatie binnen de groep volwassen individuen varieert van 25 tot 80 jaar oud bij overlijden. Tevens zijn er resten aangetroffen van niet-volwassen individuen vari¨erend in de leeftijd van neonaat tot rond de 25 jaar bij overlijden. Binnen de skeletresten zijn pathologische afwijkingen of afwijkingen van traumatische oorsprong aangetroffen. Grotendeels zijn deze afwijkingen te relateren aan degeneratieverschijnselen. Er zijn ook skeletresten aangetroffen waarvan nog sporen van een geheelde fractuur zichtbaar waren

    Archeobotanie van Hekelingen III, provincie Zuid-Holland (2900-2500 v.Chr.)

    No full text
    De neolithische vindplaats Hekelingen III (2900-2500 v.Chr.) is in 1980 opgegraven door het Rijksmuseum van Oudheden onder leiding van L.P. Louwe Kooijmans, P. van der Velde en L.B.M. Verhart. Bij de uitwerking in de jaren 80 waren verschillende specialisten betrokken. Het archaeobotanisch onderzoek bestond enerzijds uit de analyse van pollen en botanische macroresten, uitgevoerd door Prof. C.C. Bakels and Dr. W.J. Kuijper van de Faculteit der Archaeologie, Universiteit Leiden en in samenwerking met de toenmalige studenten C. Vermeeren, P.S.G. Asmussen, M.E.T. van Westen en M.W.G. Schuller. Anderzijds vond er hout- en houtskoolanalyse plaats, uitgevoerd door W.A. Casparie van het toenmalig Biologisch Archeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met toenmalige studente M.M. Suwijn. Een deel van de botanische data is eerder gepubliceerd (Bakels 1986, 1988; Zeiler 1997). In 2013-2016 is de gehele botanische dataset herzien en opnieuw geanalyseerd door W.A. Out in samenwerking met onder meer W. Dörfler, W.J. Kuijper, C. Vermeeren, L.P. Louwe Kooijmans, C.C. Bakels en L.W.S.W. Amkreutz. De resultaten zijn gepubliceerd in drie Engelstalige wetenschappelijke artikelen
    corecore